papieren helden

FB

De broek uit

Ik sta zeker drie kwartier naar mezelf te kijken. In ene voelt het vreemd dat ik dit nooit eerder heb gedaan. Terwijl, alsof het iemand wat uitmaakt.

Ik ben losgelaten, uitgevlogen, vrij.

Moeder is niet dood. Ik kan het woord gelukkig dat ik in die zinsnede hoor te denken niet voelen. Ze heeft nooit gezegd dat ik te dik ben ofzo, ik heb geen trauma, ik ben neutraal, de middelmaat, mijn vel blubbert nergens. Veel meiden krijgen zoiets door hun moeder aangepraat. Dat blubbervel je onooglijk maakt. Maar dan spannen de dochters strakke jurken over hun heuvelachtige flankenlandschap. Ze bepalen zelf wel wat onooglijk is.

En wij mogen daarvan genieten.

Broeken zijn voor mij nooit een probleem geweest. Niemand dacht erdoor dat ik een jongen was, terwijl de mensen nog niet eens honderd jaar gewend zijn aan vrouwen in broeken. Ik heb het ze waarschijnlijk extra makkelijk gemaakt. Met roze als lievelingskleur blijf je een meisje. Al kan dat nog veranderen. En ik draag een lange vlecht. Er zijn er maar weinig met geduld tot op hun kont. Weinig jongens, bedoel ik.

Vader wel, maar dat zag je niet aan zijn haar. Die viste.

Gek, hoe langer ik naar mijn spiegelbeeld kijk, hoe groter ik lijk.

Ik ben nu oud genoeg om in te zien dat de pesters vroeger niet wisten wat ze met hun verveling aan moesten als ze over mijn haar begonnen. Het waren steeds weer de populairen die zeiden dat ik de vlecht, eigenlijk het enige aan mijn lijf waar ik echt trots op was, al is haar natuurlijk niet echt je lijf, die zeiden dat ik de vlecht gebruikte als pleepapier.

Ik wil iemand die me dit laat vertellen. Zonder me te onderbreken, of zoiets sufs als een hand op mijn knie.

Ik weet dat het niet handig was en toch wilde ik het proberen. Terwijl ik de populairen haatte. Ik stond zeker tien minuten de poep uit mijn vlecht te wringen. Gelukkig kocht mijn moeder altijd lavendelshampoo voor zichzelf. Ze merkte het toch niet als ik het gebruikte.

Door hiphop werd ik zelf een populaire, maar wel een voorzichtige.

Ik lijk wat dat betreft meer op vader dan op moeder. Van binnen bedoel ik. Uiteindelijk zit je vast aan je opvoeding. Of je genen. Ja, ik geloof dat ik de genen bedoel en niet de opvoeding.

Ik haal die twee altijd door elkaar. De genen zullen de reden zijn.

Vader was van binnen een beetje een plank, moeder eerder een genieter.

Als je op iemand lijkt, heb je de natuurlijke neiging om in diens voetsporen te treden. Meestal gaat dat over carrière of het soort huis waar je wil wonen. Meestal is niet altijd.

Ik woon in een flat en dat was bij vader nooit zo, ik werk in een winkel en daar zou je vader niet mee associëren. Levenslang conciërge op het Christiaan Huygens, mij niet gezien.

Eigenlijk is het voor de onoplettende mens onzichtbaar dat ik in zíjn voetsporen trad. Ik ben denk ik de enige die het weet, zus vergeet dat soort dingen.

Precies drie kwartier geleden stapte ik eruit.

Hooggeëerd publiek, vandaag koopt ze voor het eerst in haar leven een jurk!

Sexy, stoer, alsof ze ervoor gemaakt is!

En dan zou ik nu een pirouette moeten draaien – jammer dat het zo klein en hard is hier.

Diegene in de spiegel lijkt op mij, maar wat weet een spiegel? Weet hij of ik deze lichtvoetigheid kan dragen?

Ik heb zin om te gaan dansen, dat wel. Dan zwiebert zo'n lap stof vrijelijk om je heen. Ik kan goed dansen, vooral hiphop, het is jammer dat ik gestopt ben. In die tijd zag ik minder pips.

Hiphop gaat soepel in een broek. Vader was trots, ze wisten het zeker, zeiden ze achteraf.

Zus zal wel gelijk hebben dat hij het gewoon nooit liet merken waar ik bij was.

‘Dat was een houding, omdat hij bang was.’

Voor wie?

Moeder had vroeger minstens dertig jurken, ik denk eigenlijk dat ze die nog steeds heeft. Grote en kleine bloemen, streepjes, met en zonder dessin. Ik telde ze stiekem terwijl ik zogenaamd huiswerk maakte. Al die stoffen aan mijn vingers, alle moeders aan mijn vingers.

Er komt een moment dat je niet meer in de kledingkast van je ouders kijkt, niemand waarschuwt je ervoor. Ik dacht nooit: 'Vanaf nu doe ik het niet meer, ik maak die kasten niet meer open.'

Moeder had het waarschijnlijk niet eens uitgemaakt dat ik keek. Ze is te overweldigend, ook voor zichzelf. Ik voelde me toen al een plank, dat zie ik nu wel in.

De jurken pasten bij haar en haar opvoeding, in die tijd droeg iedereen ze. Het hoorde bij het geloof, grootvader en grootmoeder waren strenge mensen. Dat mocht niet en dat.

Een van de dats was een broek bij vrouwen. Als je erbij stilstaat begrijp je niet dat moeder die wens opvolgde. Ze zei zo vaak: ‘Door hun schuld gaat het nu mis.’

Voor zus en mij waren ze niet streng. Het had toch geen zin, vond grootvader. Hun tijd was geweest. Ik zag wel hoe grootmoeder naar me keek, van achter de bril die haar ogen tot tennisballen transformeerde. Alsof ze niet met haar hersens dacht maar met haar ogen.

Het valt meteen op hoe kaal mijn benen onder de jurk uitkomen. Ze zijn nogal hoekig en het lukt me met geen mogelijkheid om mijn knieën tegen elkaar te houden, er past precies een aardappel tussen. Net mannenbenen, in die zin is er wel uiterlijke overeenkomst tussen vader en mij. Vader zei altijd: met een aardappel tussen de knieën heeft dat gat een rol.

Dat mis ik het meest. Van hem. Van ons.

Ik ken niemand die zo dol op aardappels was als wij met z’n tweeën. Het liefst met schil en al, tot we voelden dat onze maagkleppen niets anders meer konden dan omhoog. En wij niks anders dan murmelen over de bijnamen die we verzonnen. Baardpappel, piepedieper, kleibeuker, plompkorrel, vlakgrapper, blakstekker, strompzikker, horkbol.

Horkbol, dat vond hij de beste.

Dat vond hij.

Het zijn processen. Daar zit je in, je hebt er weinig over te beslissen.

Net als de twee maanden die het duurde voordat ik op zoek ging naar een jurk. Er moesten lagen van me af voordat het kon. Of lagen bij, ik ken de substantie niet die ‘het gaan’ in me organiseert.

Drie kwartier, terwijl, ik hou niet van winkelen. Dit klinkt raar omdat ik zelf in een winkel werk, maar minder raar als je bedenkt dat het een gereedschapswinkel is. Ik kan goed sleutelen, de eenvoud van gereedschap maakt me vrolijk. Los of vast, recht of scheef, meer niet.

En er zit een groot verschil tussen verkopen en kopen. Zeker bij kleren.

De kleur van je huid, de vorm van een kledingstuk dat je lijf naar een verwachting dwingt, de zweterigheid van een pashokje.

Zus zei dat ik tweedehands moest, omdat je je daar geen buil aan kunt vallen.

Kijk maar naar het prijskaartje.

Ik geef toe dat het in een jurk als deze niet erg is om slank te zijn.

Oudroze, zonder dat mijn huid er bleek bij afsteekt.

Mollig is dan misschien lekker zacht, maar het lolly-achtige gevoel van een goed gebalanceerd lichaam in een jurk vind ik groots.

Dames en heren, ze is een hinde, een meermin, een bloem!

Misschien blijkt na vandaag alles wel anders, is dit typisch zo’n dag die je achteraf bezien op had moeten schrijven. Ik ben al zo vaak met die gedachte aan een dagboek begonnen.

Laatst kwam ik nog in de verleiding, bij de nieuwe broeken. Vijf spijkerbroeken, twee weken geleden op de rommelmarkt. Baggy en toch niet te lomp. Vader zou ze geweldig hebben gevonden. De ene zat nog beter dan de andere en hoewel ik me zo alleen voelde dat ik niet meer wist hoe ik me zonder passende woorden tussen mensen moest gedragen, merkte ik dat mijn voeten op de grond stonden, dat ze het asfalt raakten. De gedachte dat er zich al levens in de broeken hadden afgespeeld gaf rust.

Ik zag mezelf er al lang en misschien wel tevreden de tijd in doorbrengen. Toch werd mijn verlangen naar een daad na die dag nog groter, als een magneet in mijn gedachten.

Het broekengeloof is een goed geloof, ik heb vaak een soort geluk gevoeld.

Het zou niet redelijk zijn om dat ook van een jurk te verwachten.

Ik kijk waarschijnlijk te lang in de spiegel nu, de ogen van de verkoopster priemen. Terwijl, ze heeft nog niet één poging gedaan om mij naar nieuwe ideeën te brengen, dat mag je rustig abnormaal noemen. Als ze een beetje haar best zou doen zou ik met een volle tas bij de kassa staan. Ik sta al drie kwartier overal voor open.

Mannen houden van benen, zegt zus. Ze bedoelt natuurlijk ‘van benen die niet in een broek verstopt zitten’. Ik weet dat het geen zin heeft om daarover na te denken, als je te veel denkt gebeurt er niets. Vader zou teleurgesteld zijn als ik om die reden geen broeken meer zou dragen.

Ik heb iemand nodig die goed kan wachten.

Dit is oudroze, dat mag ik niet vergeten. Zou het goed zijn om erin te dansen?

Dit verhaal wordt je gratis aangeboden door papieren helden.

Wil je meer lezen? Word lid en hou dit mooie blad in de lucht.

word lid

Claartje Chajes
,